Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] bul·le·tjes
  • [2] bul·let·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bulletjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bul
  2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bullet

Gangbaarheid