Nederlands

 
graan als bulkgoed
Uitspraak
Woordafbreking
  • bulk·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bulkgoed bulkgoederen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bulkgoedo

  1. goederen die men in grote hoeveelheden maakt en gebruikt en die zonder verpakking worden vervoerd
    • Een deel van de bedrijven dat afhankelijk is van vervoer over water, heeft aangegeven op korte termijn te vertrekken als zij onvoldoende bereikbaar zijn via het kanaal. Momenteel maken acht ondernemers (o.a. Sesam, Intermetals, Betoncentrale en Avia Weghorst) frequent gebruik van vervoer over water. Het transport van vooral bulkgoed is goed voor 0,5 miljoen ton per jaar en staat gelijk aan honderd volle vrachtwagens per dag. [1] 
    • De Zeeuwse havens van Vlissingen, Terneuzen en Borsele en het Belgische Gent hebben afgelopen halfjaar meer goederen overgeslagen dan ooit tevoren. Volgens hun gemeenschappelijke havenbedrijf North Sea Port werden er goede zaken gedaan met bulkgoederen en stukgoed. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen