Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
buitensluiten
sloot buiten
buitengesloten
klasse 2 volledig

Werkwoord

buitensluiten

  1. overgankelijk niet binnen een bepaalde kring toelaten
    • Die groep is altijd volledig buitengesloten. 
     Goedbedoelde adviezen. Uitgesproken in een kamer waarin menselijke warmte de kou buitensloot.[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen