Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buigt in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inbuigen

buigt (...) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbuigen
    • Jij buigt in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbuigen
    • Hij buigt in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inbuigen
    • Buigt in! 

Gangbaarheid