buigt af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- buigt af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbuigen |
buigt (…) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbuigen
- Jij buigt af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbuigen
- Hij buigt af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbuigen
- Buigt af!
- ▸ Na jarenlange discussie hakte de provincie eind vorig jaar de knoop door: de rondweg om Zenderen komt langs de A1/A35 te liggen, buigt dan af bij knooppunt Azelo, om vervolgens de Haar-es bij Bornerbroek te doorsnijden. Kosten: ruim 50 miljoen euro.[1]
Gangbaarheid
- Het woord buigt af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Henk Bouwhuis“Explosief document sterkt vermoedens Bornerbroek: ‘Zie je wel, de rondweg om Zenderen is doorgestoken kaart’” (29-06-2022), Tubantia