Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brui·lofts·ar·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruiloftsartikel bruiloftsartikelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het bruiloftsartikelo

  1. voorwerp gemaakt en verkocht om de feestvreugde bij een huwelijk te vergroten
     De in beslag genomen banknoot ziet er nieuw uit. Heden was nog niet vastgesteld of men hier te doen heeft met de opzettelijke nabootsing van een echt biljet, dan wel met een bruiloftsartikel of iets dergelijks.[1]
     Bruiloftsartikelen Mutsen, confetti, slingers, kunstbloemen, bruidszakjes, linten, goud- en zilverkoord, vlaggen, serpentine, servetten, damasttafelbedekking, tafellakens, crêpepapier, schertsartikelen enz.[2]
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Valsche Engelsche banknoten. in: Algemeen Handelsblad   (16 mei 1911), p. 2 kol. 3
  2.   Weblink bron
    N. Paddenburg
    Advertentie in: Leidsch Dagblad   (23 maart 1940), p. 16 kol. 1