Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brug·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruggat bruggaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bruggato

  1. (waterbeheer) doorvaartopening van een brug

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be