bromfiets NSU Quickly
Stenobothrus nigromaculatus vrouwtje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brom·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brommer brommers
verkleinwoord brommertje brommertjes

Zelfstandig naamwoord

de brommerm

  1. voorwerp of wezen dat een brommend geluid maakt
    1. (verkeer) lichte motorfiets met een cilinderinhoud van maximaal 50 cc
    • De bromfiets is flink minder populair onder jongeren. In 2010 hadden jongeren onder 20 jaar nog samen ruim 100.000 bromfietsen in bezit. Begin dit jaar waren dat er nog maar amper 40.000. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag. Onder 50-plussers nam het aantal bromfietsen (brommers, snorfietsen en scooters) wel toe. Het totale aantal bromfietsen steeg naar 1,1 miljoen.[4] 
     Twee jongens op een brommer haalden Chantal in of ze stilstond.[5]
    1. (rechtvleugeligen) Stenobothrus nigromaculatus   een rechtvleugelig insect uit de familie veldsprinkhanen (Acrididae), onderfamilie Gomphocerinae
  2. (verkeer) (verouderd) eenvoudig huurrijtuig dat door een enkel paard wordt getrokken
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen