Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broek·bal·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de broekbalkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord broekbalk
     Voor brugdwarsliggers en broekbalken wordt eiken- en beukenhout gebruikt.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Wechel, A. te
    “Het hout. Eigenschappen, winning en gebruik.” (1923), P. van Belkum Az., Zutphen, p. 226