Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broed·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broedtijd broedtijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de broedtijdm

  1. de tijd waarin een vogel broedt
    • De broedtijd van de fuut is meestal een paar maanden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be