Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bril·ge·baar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brilgebaar brilgebaren
verkleinwoord brilgebaartje brilgebaartjes

Zelfstandig naamwoord

het brilgebaaro

  1. (sport) gebaar waarbij een speler met de vingers van beide handen de vorm van een brilmontuur nabootst om aan te geven dat de scheidsrechter zijns inziens blind is
    • KNVB schorst verzorger voor maken brilgebaar 
Verwante begrippen

Gangbaarheid