Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brie·fing
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bijeenkomst waarop instructies worden gegeven’ voor het eerst aangetroffen in 1957 [1]
  • Uit het Engels overgenomen
  • Naamwoord van handeling van briefen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord briefing briefings
verkleinwoord briefinkje briefinkjes

Zelfstandig naamwoord

de briefingm

  1. een bijeenkomst waar uitleg gegeven wordt met het oog op ene bepaalde opdracht

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen