breng naderbij
- breng na·der·bij
vervoeging van |
---|
naderbijbrengen |
breng (...) naderbij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderbijbrengen
- Ik breng naderbij.
- gebiedende wijs van naderbijbrengen
- Breng naderbij!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderbijbrengen
- Breng je naderbij?