Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breng aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenbrengen

breng (...) aaneen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenbrengen
    • Ik breng aaneen. 
  2. gebiedende wijs van aaneenbrengen
    • Breng aaneen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenbrengen
    • Breng je aaneen? 

Gangbaarheid