brand af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brand af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbranden |
brand af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbranden
- Ik brand af.
- gebiedende wijs van afbranden
- Brand af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbranden
- Brand je af?
Gangbaarheid
- Het woord brand af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.