Esperanto

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bovo ("rund") met het achtervoegsel -ido ("nakomeling"), met het achtervoegsel -aĵo ("iets concreets")
  enkelvoud meervoud
nominatief   bovidaĵo     bovidaĵoj  
accusatief   bovidaĵon     bovidaĵojn  

Zelfstandig naamwoord

bovidaĵo

  1. kalfsvlees
Hyperoniemen
Verwante begrippen