Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwstroom bouwstromen
verkleinwoord bouwstroompje bouwstroompjes

Zelfstandig naamwoord

de bouwstroomm

  1. een opeenvolging van gelijksoortige bouwprojecten
     Er moet niet langer alleen worden ingezet op technische innovatie, maar ook op procesinnovatie, zoals ze het noemt. "Als bijvoorbeeld woningcorporaties met dezelfde soort woningen gaan samenwerken, mandjes maken, en die aan de markt gaan aanbieden als programma, dus echt een bouwstroom gaan organiseren en treintjes maken, dan maak je snelheid."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Heleen Ekker
    “Europese Commissie komt met ‘renovatiegolf’ voor huizen vanwege klimaat” (Woensdag 14 oktober 2020, 11:43), NOS