bouw uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitbouwen |
bouw (…) uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbouwen
- Ik bouw uit.
- gebiedende wijs van uitbouwen
- Bouw uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbouwen
- Bouw je uit?
Gangbaarheid
- Het woord bouw uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.