1. gezamenlijke lichaamscellen waaruit beenderen zijn opgebouwd (onder een microscoop)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bot·weef·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord botweefsel botweefsels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het botweefselo

  1. (anatomie) gezamenlijke lichaamscellen waaruit beenderen zijn opgebouwd
    • Botweefsel reageert op druk door nieuw bot aan te maken, zeker als de kracht er steeds opnieuw is. [2]

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen