botvierde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bot·vier·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
botvieren |
botvierde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van botvieren
- ... dat ik botvierde.
- ... dat jij botvierde.
- ... dat hij, zij, het botvierde.
- ... dat ik botvierde.