Nederlands

 
Breedbekboszanger (Tickellia hodgsoni)
Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boszanger boszangers
verkleinwoord boszangertje boszangertjes

Zelfstandig naamwoord

de boszangerm

  1. (zangvogels) een klein, meest onopvallend, bruin zangvogeltje dat behoort tot het geslacht Phylloscopus   en de familie Phylloscopidae  
    • De fitis en de tjiftjaf zijn beide boszangers. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen