boskant
Niet te verwarren met: Boskant |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bos·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boskant | boskanten |
verkleinwoord | boskantje | boskantjes |
Zelfstandig naamwoord
de boskant m
- rand van het bos, komt veelvuldig voor in geografische namen
- Trak-Drew zal later op de dag instemmen met een symbolisch compromis: de stammen worden van de oplegger geladen en teruggelegd aan de boskant, de actievoerders maken zich los. De trucker rijdt het bos uit, wacht enkele uren op de parking en haalt ’s avonds onder politiebegeleiding elders in het bos een nieuwe lading.[2]
Synoniemen
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boskant" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Gangbaarheid
- Het woord 'boskant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 19 AUGUSTUS 2017 ‘Als dit doorgaat, wordt het oerbos een plantage’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be