Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • borst·kast·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het borstkastjeo

  1. (anatomie) minder gangbare vorm van borstkasje
    • Ik wilde mijn kindje zien,maar legde mijn hoofd weer op het kussen en staarde van opzij gebiologeerd naar het tere borstkastje dat snel op en neerging. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen