Nederlands

 
typische locatie voor het ontstaan van borrelpraatjes
Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·rel·praat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord borrelpraat
verkleinwoord borrelpraatje borrelpraatjes

Zelfstandig naamwoord

de borrelpraatm

  1. kletspraatjes die verteld worden tijdens informele bijeenkomsten
    • Dat leraren zich schamen voor hun digitale vaardigheden is in geen enkel onderzoek aangetoond. Borrelpraat dus. [2] 
     'Achterlijke dakhazen met hun idiote prijzen,' zei hij, het kwam duidelijk recht uit het hart. Het daaropvolgende uur werd gekenmerkt door gezellige borrelpraat en een drinktempo van Joop en Coby waarmee Jeroen en Chantal zich niet konden en wilden meten.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen