Nederlands

 
borduurraam
Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·duur·raam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord borduurraam borduurramen
verkleinwoord borduurraampje borduurraampjes

Zelfstandig naamwoord

het borduurraamo

  1. een houten raam waarop stof is gespannen waarop men aan het borduren is
     Toen hij de salon betrad, waar de freules meestal vertoefden, groette hij de dames, van wie er twee achter een borduurraam zaten, terwijl de derde hen voorlas.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen