Nederlands

 
bootvluchtelingen
Uitspraak
Woordafbreking
  • boot·vluch·te·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bootvluchteling bootvluchtelingen
verkleinwoord bootvluchtelingetje bootvluchtelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de bootvluchtelingm

  1. iemand die om een politieke of economische reden zijn land ontvlucht en daarbij over zee op zijn bestemming aan tracht te komen
    • Meer dan duizend bootvluchtelingen gered bij Sicilië [1] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen