boomgroep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boomgroep (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbomɣrup / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈbomχrup/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbomɣrup/
Woordafbreking
- boom·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boom zn en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomgroep | boomgroepen |
verkleinwoord | boomgroepje | boomgroepjes |
Zelfstandig naamwoord
- een groep bomen in een verder relatief opener landschap
- Bij de boomgroep verderop moet je rechtsaf.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord boomgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boomgroep" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be