Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Bonds


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bondsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bond: "obligaties"
     De Londense „managers” van deze leningen geven wel een soort van koerslijst uit waarop de bied- en vraagprijzen van deze bonds zijn vermeid, maar ook vóór de crisis in het nabije Oosten was de „spread” tussen bieden en laten ca. 1 pct.[1]

bonds

  1. genitief van bond: "samenwerkingsverband"
     Na het stichten des bonds wies hun getal, macht en invloed spoedig.[2]
    1. (religie) betrekking hebbend op of afkomstig van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk Nederland (vroeger binnen de NH Kerk)

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Eurodollar-bonds” (12 juni 1967) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    A. Wolf
    De Irokezen. in: Het Belfort., jrg. 9 deel 1 nr. 5 (mei 1894), Drukkerij A. Siffer, Gent, p. 343 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren