Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·men·werk·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bomenwerkgroep bomenwerkgroepen
verkleinwoord bomenwerkgroepje bomenwerkgroepjes

Zelfstandig naamwoord

de bomenwerkgroepv / m

  1. een actiegroep die zich met (het behoud van) bomen bezig houdt
    • De bomenwerkgroep heeft volgende week weer een bijeenkomst gepland. 

Gangbaarheid