1. evenement waarbij twee personen als sportieve krachtmeting volgens regels met elkaar op de vuist gaan

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boks·match
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boksmatch boksmatches
boksmatchen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de boksmatchv / m

  1. (sport) evenement waarbij twee personen als sportieve krachtmeting volgens regels met elkaar op de vuist gaan
    • `Ik leef in de schaduw van mijn boomgrote vader', zegt de verteller, die overigens niet te beroerd blijkt om met de zonen van de `foute' slager Roelofzen naar een Duitse boksmatch in het Olympisch Stadion te gaan.  [2]
  2. (figuurlijk) openlijk conflict tussen twee personen
    • Anders dan in het verleden zoekt hij niet meer de confrontatie, maar de dialoog. “Er komen geen boksmatchen meer. De voorbije twee jaar hebben mij veranderd. De scherpe kanten zijn er afgerond”, aldus Verhofstadt zaterdag in het Gentse casino.  [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen