Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·zem·de

Werkwoord

vervoeging van
boezemen

boezemde

  1. enkelvoud verleden tijd van boezemen
    • Ik boezemde. 
    • Jij boezemde. 
    • Hij, zij, het boezemde. 

Verwijzingen