Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·te·ta·rief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boetetarief boetetarieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boetetariefo

  1. extra hoog tarief dat men moet betalen als men iets doet wat niet de bedoeling is of iets dat verboden is
     De zwartspaarders kwamen er met de regeling tijdelijk zonder, of met een lagere boete vanaf. Uit de data blijkt dat het instrument heeft gewerkt, zegt het CPB. In de maanden vóór een periodieke regeling afliep is een piek te zien. Met name de maand juni 2014 valt op, met bijna 5000 deelnemers. In juli ging het boetetarief in dat jaar van 0 naar 30 procent.[1]
     Elektrische rijders die hun auto onnodig op een oplaadplek laten staan, moeten daar verplicht een boetetarief voor betalen. Dat willen de Vereniging Elektrische Rijders en enkele grote energiebedrijven. Nu houden veel auto's ongestraft urenlang een laadplek bezet terwijl ze al zijn opgeladen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zwartspaarders wisten Belastingdienst te vinden, maar veel vermogen nog verstopt” (Dinsdag 17 november 2020, 12:54), NOS
  2.   Weblink bron
    Achille Prick
    “'Laadpaalklevers moeten een boetetarief gaan betalen'” (Woensdag 28 november 2018, 09:55), NOS