Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·te·be·drag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boetebedrag boetebedragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boetebedrago

  1. (juridisch) de hoeveelheid geld die men als straf moete betalen
     De gemeente Amsterdam heeft vorig jaar in totaal voor 4,2 miljoen euro aan boetes uitgedeeld voor woonfraude. Het overgrote deel van de 378 boetes was voor de illegale verhuur van appartementen aan toeristen, via sites als Airbnb, Booking.com en HomeAway. Het boetebedrag is meer dan verdubbeld ten opzichte van 2016. Toen werden er 166 boetes opgelegd voor een totaalbedrag van 1,9 miljoen euro.[1]
     De man benaderde alleen Belgische bestuurders. Als die het boetebedrag niet contant konden voldoen, liet hij ze pinnen bij een geldautomaat en stak het geld in zijn portefeuille.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Amsterdamse boetes voor illegale toeristenappartementen meer dan verdubbeld” (Woensdag 7 februari 2018, 10:55), NOS
  2.   Weblink bron “Politieman stak geïnde verkeersboetes van Belgen in eigen zak” (Donderdag 3 mei 2018, 15:58), NOS