Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·te·be·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boetebeding boetebedingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boetebedingo

  1. (juridisch) deel van een overeenkomst waarin staat dat men geld moet betalen als men zich niet aan een afspraak houdt
     Zowel Keijzer als Voortman wil van Van Rijn horen dat het boetebeding, zoals dat heet, van tafel is. Vanavond wordt in de Tweede Kamer opnieuw over de pgb-problematiek gesproken.[1]
     In een mail aan de juridische afdeling van moederbedrijf NS vraagt Struijk een jurist: "Houdt naar jouw mening het boetebeding stand?" Via via krijgt Struijk te horen dat het contract waarschijnlijk geldig is. Een externe advocaat adviseert om eventuele werkzaamheden van de man voor Qbuzz "niet al te zichtbaar" te verrichten.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Ardi Vleugels
    “'Pgb-geld in ruil voor geheimhouding'” (Woensdag 20 mei 2015, 05:21), NOS
  2.   Weblink bron “'Veolia-directeur bood gigabytes aan informatie aan'” (Dinsdag 28 april 2015, 20:24), NOS