Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·houd·fout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekhoudfout boekhoudfouten
verkleinwoord boekhoudfoutje boekhoudfoutjes

Zelfstandig naamwoord

de boekhoudfoutv / m

  1. een fout die in de boekhouding is gemaakt
    • De boekhoudfout ter waarde van 700 miljoen euro bij Reaal die maandag gemeld werd, versterkt de roep om een onderzoek naar mogelijk wanbeleid bij de verzekeraar. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen