bluswerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blus·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van blussen ww en werk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bluswerk | bluswerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bluswerk o
- het doven van een brand door de brandweer met behulp van waterstralen
- Voor het bluswerk rukte de brandweer met drie auto’ s uit. De toegang tot de Hoofdstraat was afgesloten, waardoor een deel van het centrum van Noordwijk minder goed bereikbaar was. [1]
- De brand zorgde voor veel rookontwikkeling. De brandweer was snel ter plaatse en had het vuur snel onder controle. Desondanks ontstond er door de brand en het bluswerk de nodige rook- en waterschade. Ook de achterdeur raakte beschadigd. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bluswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bluswerk" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Reformatorisch Dagblad 30-04-2018 Brand in beddenzaak Noordwijk aan Zee
- ↑ Tubantia 03-03-18 Brand in bijkeuken van woning in Wierden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be