Nederlands

 
blusstof
Uitspraak
Woordafbreking
  • blus·stof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blusstof blusstoffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de blusstofv / m

  1. materiaal waarmee men een brand kan blussen
    • Brandende olie-opslagplaatsen vormen een minder groot probleem, zegt P. de Jongh, directeur van RISC, een opleidings- en traininginstituut voor brandbestrijding op de Maasvlakte. “Bij een put weet je nooit hoeveel er onder de grond zit. Bij olie-opslag is dat makkelijker. Van opslagtanks, zoals hier in het Rijnmondgebied, weet men van tevoren hoeveel er in zit en hoeveel blusstof daarvoor nodig is. Elk bedrijf is voorbereid op brand en zorgt ervoor dat de verhouding blusstof en brandbare stof voldoende is.” [1] 
    • Naar verwachting zullen de luchtvaartautoriteiten binnen afzienbare tijd strengere regelgeving invoeren voor het vervoer van de batterijen. Eerder onderzoek van de FAA en bevindingen van de Verenigde Naties die nog moeten worden gepubliceerd wijzen op de gevaren van de accu’s. Er zouden maar acht voor nodig zijn voor een brand die niet door interne veiligheidssystemen bestreden kan worden. Zo is de standaardconcentratie van blusstof Halon in vliegtuigen momenteel nog te laag om effectief te zijn. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Gerda Telgenhof 25 januari 1991 Brandende bron in een week te blussen
  2. NRC Hans Klis 7 september 2015 Fiat Chrysler kampt weer met lek in connected cars
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be