Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blood
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen blood bloder bloodst
verbogen blode blodere bloodste
partitief bloods bloders -

Bijvoeglijk naamwoord

blood

  1. (verouderd) kwetsbaarheid of (te veel) angst tonend
    • Lafaard! Hadde ik vroeger geweten dat gij zoo blood zijt, ik hadde u met verachting voorbijgegaan en mijne wraak eenen stouteren man toevertrouwd. [2]
    • Je wilt met Botbergen gaan vechten, en daar heb ik niets tegen; die schoelje verdient wel een por in de huid; maar denk je, dat zoo een bloode schelm alleen zal komen? Ja wel, of hij 't laten zal. Hij zal ook denken: beter blood Jan als dood Jan: en opdat je niet in ongelegenheid raakt, zal en wil ik met gaan. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
blood -

Zelfstandig naamwoord

blood

  1. bloed


Limburgs

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

blood o

  1. bloed
Verbuiging


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

blood

  1. bloed; lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

blood

  1. bloed; lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen
Schrijfwijzen

Meer informatie


Twents

Zelfstandig naamwoord

blood

  1. bloed; lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen