blinde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blin·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blinde | blinden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die niet kan zien
- De blinde had een blindengeleidehond nodig om naar zijn werk te kunnen gaan.
- „Maar ik vroeg me af: wat missen blinden nog?”, zegt Dylan Verburg, student aan de Universiteit Twente. Daarom interviewde Dylan een blinde persoon en deed hij een kleine enquête onder blinden. De uitkomst: blinden willen heel graag de gezichtsuitdrukking ‘zien’ van de persoon met wie ze praten.[3]
- ▸ 'Zelfs een blinde kon zien dat het een overtreding was, idioot,' becommentarieerde de man met de harde stem.[4]
- vensterluik, blind
- Voor de nacht moesten we eerste de blinden sluiten.
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- blindedarm, blindenbibliotheek, blindengeleidehond, blindengeleider, blindenschrift, blindenstok, blinder, geblind
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
blinde
- verbogen vorm van de stellende trap van blind
Gangbaarheid
- Het woord blinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blinde" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ blinde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ blinde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Karel Berkhout NRC 20 februari 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blindar |
blinde