blikaars
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blik·aars
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van blik en aars [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blikaars | blikaarzen |
verkleinwoord | blikaarsje | blikaarsjes |
Zelfstandig naamwoord
de blikaars m
- (paardrijden) ontveld achterwerk (door te veel paardrijden)
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'blikaars' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.