blancheert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blancheert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- blan·cheert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blancheren |
blancheert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blancheren
- Jij blancheert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blancheren
- Hij blancheert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blancheren
- Blancheert!