Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bla·ke

Werkwoord

vervoeging van
blaken

blake

  1. aanvoegende wijs van blaken


Limburgs

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blake
blaakdje
geblaak
zwak volledig

Werkwoord

blake

  1. wasgoed op een grasveld neerleggen om het te doen drogen
    «Blaak tich al dao.»
    Leg al het wasgoed op dat grasveld daar neer om het te doen drogen.