Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·scoop·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bioscoopkaart bioscoopkaarten
verkleinwoord bioscoopkaartje bioscoopkaartjes

Zelfstandig naamwoord

de bioscoopkaartv / m

  1. toegangsbewijs voor een filmvoorstelling
     ...in de rij staan voor een bioscoopkaartje zou niet meer een goede gelegenheid zijn voor een gezellig praatje, maar eerder een oefening in overleven en een lakmoesproef of je bij machte was om je innerlijke zenmeester tot leven te wekken.[2]
     Naast parkeerkosten kunnen zo ook bioscoopkaarten worden gereserveerd en betaald. Volgens Carpenter is dat aspect de meerwaarde van het betaalsysteem en de reden waarom consumenten overstappen. „Het gaat om het gebruikersgemak.”[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Payter test betalen via een mobieltje” (28 augustus 2007), Reformatorisch Dagblad