Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenzijde binnenzijdes
binnenzijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de binnenzijdev / m

  1. het inwendige van iets
    • De binnenzijde van een huis is makkelijker te repareren dan de buitenzijde. 

Gangbaarheid