Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het bilaatjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bila
    • In plaats van zijn positie af te bakenen slaat hij piketpaaltjes, eventueel face to face, in een bilaatje of bilateraaltje (onder vier ogen). [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen