bijveld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·veld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijveld | bijvelden |
verkleinwoord | bijveldje | bijveldjes |
Zelfstandig naamwoord
het bijveld o
- minder belangrijk sportveld van een sportclub dat vaak wat kleiner is en minder voorzieningen heeft dan het hoofdveld
- ▸ De voetballers van de club moeten hierdoor voorlopig spelen op een bijveld met kunstgras. Op de vraag of Juliana vanaf nu alle thuisduels op het bijveld afwerkt (aangezien er bij de competitiestart met 2-0 werd gewonnen van Drienerlo), zegt trainer Marcel Degenaar: "Nee, als het hoofdveld weer beschikbaar is, spelen we daar."[2]
- ▸ In de vierde klasse C werd de wedstrijd MEC - Reünie afgelopen zondag verplaatst naar een bijveld. De scheidsrechter had het hoofdveld afgekeurd. Geen dug-out op veld 2, dus dan maar een rijtje stoelen uit het clubhuis langs de lijn.[3]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bijveld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijveld" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Justin Polma“Competitie begonnen, maar hoofdveld Juliana'32 nog niet beschikbaar” (25-09-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron Timo Oving“Engelse sfeer in Winterswijk, Skuumkoppe op winst Mariënberg” (19-02-2018), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be