Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·speelt

Werkwoord

vervoeging van
bijspelen

bijspeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijspelen
    • ... dat jij bijspeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijspelen
    • ... dat hij bijspeelt. 

Gangbaarheid