bidt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bidt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bidden |
bidt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bidden
- Jij bidt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bidden
- Hij bidt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bidden
- Bidt!
Deens
Woordafbreking
- bidt
Naar frequentie | 3817 |
---|
Werkwoord
bidt
- voltooid deelwoord van bide