Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·ca·me·raal
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen bicameraal
verbogen bicamerale
partitief bicameraals

Bijvoeglijk naamwoord

bicameraal

  1. (politiek) met een volksvertegenwoordiging die bestaat uit twee afzonderlijk werkende delen die op een verschillende manier zijn samengesteld
     In tegenstelling tot Oost-Duitsland, dat slechts één kamer in het parlement telde, heeft West-Duitsland steeds een bicameraal stelsel gekend.[1]
  2. (politiek) te behandelen door beide afzonderlijk werkende delen van een volksvertegenwoordiging
     Een derde categorie van wetsvoorstellen en wetsontwerpen moet door beide wetgevende Kamers worden behandeld en is dus verplicht bicameraal.[2]
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Stefaan Fiers
    “De spelregels van de democratie: kiesstelsels en publieke systemen in Europa” (2009), Asp / Vubpress / Upa, Brussel, ISBN 9789054874584, p. 234
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Hoe worden wetten gemaakt?” op senate.be