Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·blio·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord biblioloog bibliologen
verkleinwoord biblioloogje biblioloogjes

Zelfstandig naamwoord

de biblioloogm

  1. (wetenschap) (beroep) iemand die zich bezig houdt met de wetenschap van het gedrukte boek in al zijn aspecten
Verwante begrippen

Gangbaarheid